Gemeente: Rotterdam Soort Akte: Geboorte Bron: k004v
Aangever: Willem Gijsbertus van Zwet |36 jaar | Koopman in Kaas | Slotlaan 37, Rotterdam Getuigen: Willem Schrevel | 49 jaar | Kantoorbediende | Rotterdam Roedolf Scherer | 52 jaar | Kantoorbediende | Rotterdam
Notitie: Ludendorffs Entscheidungsoffensive für einen Durchbruch im Westen; nach großen Anfangserfolgen bleibt die Offensive stecken; siehe wikipedia de
-“Neemt U plaats”, zegt Evert Hekkers en biedt zijn bezoeker een stoel aan. “Alleen in het bijzijn van een getuige wil ik dit pakje openmaken. Meneer van Zwet heeft destijds gevraagd het heel goed te verstoppen en pas na de bevrijding open te maken; dat gebeurt dus nu”. Beiden kijken gespannen toe: touwtje los, papier er af, deksel open…….. allemaal stempeis, kennelijk voortreffelijke kopieën, van Wehrmacht tot SE, van SD tot Ortskommandant.
Nu gaat beiden een licht op: dus zo kwam Willem van Zwet aan die”originele” Duitse verklaringen; daardoor konden zoveel mensen illegaal aan bonkaarten geholpen worden
“Ja”, vertelt ons een Velpenaar, “zo ging dat toen inderdaad. De Gemeentelijke Distributiedienst hier aan de Kastanjelaan startte in ‘39 en na de eerste leider, Kunst, kreeg Willem van Zwet deze functie. Hij was een zeer beminnelijk mens en een humaan chef, beheerde de Dienst uitstekend en enigszins uitzonderingsgewijs kwam fraude onder de ambtenaren niet voor. Do teamgeest was voortreffelijk en mevrouw Hekkers, die we Tante Bets noemden,zorgde niet alleen voor koffie en thee maar was ook een soort moeder over dat eigenlijk bij elkaar geraapte stel mensen, meestal door de oorlog uit eigen beroep verdreven.
Misschien mede door die goede sfeer kwam Van Zwet, in zijn hart een volkomen onkreukbare man, er toe “iets te doen” voor de goede zaak. Langs administratieve wegen lukte het hem steeds meer extra bonkaarten beschikbaar te stellen voor onderduikers, Joden en vluchtelingen, waarbij Straalman steeds voor “nieuwe” stamkaarten zorgde. Honderden bonkaarten gingen o.m. naar ambtenaar M. die ze deels weer doorspeelde aan verzetsman Johan. Die heeft nu, in 1982 nog de complete boekhouding van het verdeelsysteem.
Evert Hekkers was één van Van Zwet’s vertrouwelingen, die de bonkaarten “rondbracht” maar hij had zelf ook verscheidene adressen. En juist dat moest een loslippige dame een Velpse winkel eens even vertellen. Mevrouw Levering, echtgenote van Van Zwet’s plaatsvervanger, sloeg onmiddellijk alarm. Van Zwet bleef nu ‘s nachts niet meer thuis maar ging wel overdag naar kantoor. Bovendien had hij-enkele NSB-ers als ambtenaren moeten accepteren en we weten dus niet precies hoe hij verraden werd maar twee dagen later, op 16 juni ‘44, stormde de SD het gebouw binnen: “Herr von Zwet” moesten ze hebben.
Mies de Vries schrok verschrikkelijk maar zei koelbloedig: “Is er niet, maar ik zal voor U informeren” -Ze rende naar boven, gooide de deur van Van Zwet’s kamer open en riep goed hard: “Meneer Jansen, weet U soms waar meneer van Zwet is?”
Maar meteen stonden er al twee Sd-ers achter haar:
“Bitte Fraülein, wir wissen genau wie Herr von Zwet aussieht”. Beiden werden toen gearresteerd, in Arnhem “verhoord”, toen naar Vught overgebracht en vandaar naar een Duits concentratiekamp. Het was vreselijk. Op 19 december ‘44 bereikte de familie de Jobstijding dat Willem van Zwet op 18 november in het kamp Ladelund aan dysenterie was overleden.
We waren er hier allemaal kapot van. Daar kwam bij dat op 13 juli De Lange ook gearresteerd was, een fijne vent voor z ‘n superieuren en collega’s. op 17 januari ‘45, een paar maanden voor de bevrijding, is hij in Neuengamme overleden. Gelukkig is Mies de Vries na de bevrijding teruggekeerd. Van Zwet’s opvolger, Levering, deed zo te zien “nergens aan” en dat gebeurde zo voortreffelijk dat hij, hoewel heel voorzichtig geworden, in korte tijd nog veel meer bonkaarten ging “verdelen”.
Na Arnhern’s evacuatie bleek het inwonertal van Velp verdubbeld te zijn. Door een griezelig verlaten spookstad ging Levering met z’n Arnhemse collega lopend driemaal op weg om de daar nog aanwezige bonvoorraden op te halen. Het gammele trekkarretje was telkens afgeladen. Soms moesten ze het ding midden op de straat laten staan om dekking te zoeken voor inslaande granaten.
En in Velp gekomen zorgden ze dan samen mede voor het nu nog veel groter geworden onderduikersbestand. JOHAN, die begon met 5 onderduikers had er toen al 400 onder zijn hoede. Bovendien zorgde hij financieel voor hun via het NSF. Daardoor kon hij in opdracht van de Ned.Regering elke maand over f 6.000,- beschikken. Op die manier is door de Velpenaren veel voor aI die onderduikers gedaan.
Boek: Oorlog Vervolging en Verzet in Rheden en omgeving 1940-1945
Bron: Gevangenis en Huis van Bewaring te Arnhem Inventarisnummer: 0258 Klapper: Alfabetische index op de namen der in de registers vermelde personen, 1941-1973 Inventarisnummer: 196 Klapper: Index naamregister januari t/m december 1944 Registernummer: B 5849
Willem Gijsbertus en Mies de Vries (medewerkster Distributiekantoor) worden opgepakt wegens het smokkelen van bonkaarten. Na zijn arrestatie word Willem Gijsbertus samen met Mies de Vries naar het S.D. kantoor in Velp op den heuvel gebracht, daar zijn beide verhoord.
Dezelfde dag nog worden beiden naar het Huis van Bewaring is Arnhem gebracht. Zijn registratie vond plaats onder nummer B 5849.
Van hieruit is hij meerdere malen naar het S.D. kantoor gebracht aan de Utrechtseweg 55 in Arnhem voor verhoren.
Uit de nog bestaande klapper van het Huis van Bewaring I, kon worden opgemaakt, dat op 8 augustus 1944 hij op transport gezet is naar concentratiekamp KZ Herzogenbusch, en komt daar dezelfde dag aan. Dit transport vond plaats door middel van een overvalwagen.
Het archief van het Huis van Bewaring I (Walburgplein) is tijdens de oorlogshandelingen in 1944 grotendeels verloren gegaan.
Bron: Personeelskaarten van de Philips Werkplaatsen in Kamp Vught Häftlingsnummer: P1961 Archief: Archief Nationaal Monument Kamp Vught
Aankomst Op 8 augustus 1944 komt Willem Gijsbertus aan in concentratiekamp Vught, bij zijn registratie ontvangt hij zijn gevangenennummer, Häftlingsnummer: P1961.
Vervolgens wordt hij op 16 augustus 1944 ingedeeld bij het Philips-Kommando, werkplaats emailleer inrichting.
Vertrek 5 September 1944 vertrekt de overvolle trein met aan boord Willem Gijsbertus via Den Bosch, Oss, Nijmegen, Goch, Düsseldorf, Essen, Bielefeld, Hannover en Stendal naar het concentratiekamp KZ Sachsenhausen bij Berlijn. Hier komen ze op 8 september +/- 10 uur in de ochtend aan.
Zie Tabblad Verhalen | 05.09.1944-08.09.1944 - Ontruiming van kamp Vught & Transport naar Sachsenhausen.
Het 'Konzentrationslager Herzogenbusch', zoals Kamp Vught door de bezetter genoemd werd, was het enige 'officiële' SS-concentratiekamp in Nederland. Het viel rechtstreeks onder het economisch directoraat van de SS te Berlijn, waaronder ook de Duitse concentratiekampen ressorteerden. De bouw van het barakkencomplex was gefinancierd met geroofd joods kapitaal. In januari 1943 was het gereed en aan het eind van dat jaar werden in het kamp ook een crematorium en een gevangenis ('de Bunker') in gebruik genomen. Hier heeft zich het beruchte 'bunkerdrama' afgespeeld, toen meer dan zeventig vrouwen op elkaar in een cel geperst werden waarbij tien van hen het leven verloren.
Ongeveer eenderde van de gevangenen bestond uit joden met een voorlopige vrijstelling van transport naar het oosten. Zij moesten arbeid verrichten voor het Duitse leger. Verder bestond de kampbevolking uit mensen die joden hadden helpen onderduiken, verzetsmensen, Jehovah's Getuigen, verspreiders van illegale geschriften en onttrekkers aan de arbeidsinzet. De meeste gevangenen waren echter niet om politieke redenen opgepakt, maar zaten vast wegens economische delicten: zwarthandelaren, zwartslachters en mensen die goederen van de Wehrmacht hadden gestolen. Vught herbergde ook zo'n zeshonderd gijzelaars, die onder meer als vergelding voor activiteiten van het verzet werden vastgehouden. In totaal hebben naar schatting 30.000 gevangenen in Vught opgesloten gezeten. Van hen wisten er negentig te ontsnappen.
De gevangenen werden tewerkgesteld in Arbeitskommandos, werkploegen die zowel binnen als buiten het kamp arbeid verrichtten. In het kamp zelf waren onder meer het 'Philips-kommando', waar circa 1.200 joodse en niet-joodse gedetineerden radio-apparatuur en zaklantaarns ('knijpkatten') vervaardigden, en het 'Luftwaffe-Kommando' dat neergestorte vliegtuigen moest slopen voor de oorlogsindustrie. De buitencommando's verrichtten onder meer constructie- en reparatiewerkzaamheden op vliegvelden. In een door prikkeldraad afgesloten gedeelte van het barakkencomplex werd vanaf mei 1943 een apart vrouwenkamp ingericht voor vrouwelijke arrestanten, joodse vrouwen en echtgenoten en kinderen van gijzelaars.
In het gedeelte van het kamp waar alleen joden waren ondergebracht, het 'Judendurchgangslager', was joods zelfbestuur toegestaan compleet met een ordedienst. De SS-bewaking bemoeide zich nauwelijks met de interne aangelegenheden. De voedselsituatie in Vught was slecht maar verbeterde vanaf mei 1943. Dat was mede het gevolg van de hulppakketten die in het kamp bezorgd mochten worden en die afkomstig waren van particulieren, zoals de dames Timmenga en Van Beuningen, en van het Rode Kruis.
Onder druk van de geallieerde opmars werd het kamp begin september 1944 in allerijl door de bezetter ontruimd. Rond 3500 gevangenen werden halsoverkop op transport gesteld naar Duitsland, terwijl de kampleiding een veilig heenkomen zocht. Op 26 oktober 1944 komen de Canadezen aan in het kamp.
Aankomst Op 9 september 1944 +/- 10 uur in de ochtend komt Willem Gijsbertus aan in KZ Sachsenhausen. Nadat alle gevangenen geteld waren, werden ze ingeschreven, Willem Gijsbertus krijgt gevangenennummer, Häftlingsnummer: 100377, daarna ontvingen ze kleding (iets wat voor kleding door moest gaan), en daarna weer op appél. Om 18:00 uur werden alle gevangenen van het transport Vught gereed gemaakt voor een mars van 8km naar het plaatsje Germendorf, de gevangenen kwamen terecht in het Außen-Kommando Heinkel-werke. Hier verbleven de gevangenen tot 14 oktober 1944.
Vertrek Nadat ze terug waren gekomen op 14 oktober 1944 van Germendorf, werden de gevangenen meteen weer op appél geplaatst. Dit appél duurde 36 uur en nadat de kamparts een keuring van de gevangenen had uitgevoerd. Werden de goedgekeurde gevangenen op 16 oktober 1944 per trein getransporteerd naar KZ Neuengamme. Willem Gijsbertus was één van de 1.720 gevangenen (verschillende nationaliteiten), waarvan 1/3 Nederlanders, die vanuit KZ Sachsenhausen overgebracht werden naar KZ Neuengamme. Dezelfde dag zou de trein nog in KZ Neuengamme aankomen.
Sachsenhausen was tijdens de Tweede Wereldoorlog een concentratiekamp in nazi-Duitsland. Het kamp lag 35 kilometer van Berlijn en werd in 1936 gebouwd door gevangenen. Het kamp lag in de wijk Sandhausen (tegenwoordig Sachsenhausen, net als het kamp zelf) in de stad Oranienburg.
In Sachsenhausen hebben van 1939 tot 1945 ongeveer 200.000 mensen gevangengezeten, over de periode van 1936 tot 1939 zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Volgens de 'officiële' cijfers zijn er ca. 30.000 tot 50.000 mensen omgekomen. Onder de gevangenen waren politieke tegenstanders van Adolf Hitler, krijgsgevangenen, zogenoemde asocialen, onder wie de Duitsers onder meer Roma schaarden. Verder Joden, homoseksuelen en Jehova's getuigen. Velen kwamen om het leven door ziekte, uithongering, uitputting, marteling en executie.
Kamp Neuengamme was een Duits concentratiekamp. Het kamp ligt zo'n achttien kilometer ten zuidoosten van Hamburg in Duitsland. Na de oorlog werd het gebruikt om leden van de SS, Wehrmachtsoldaten en leden van de NSDAP te interneren. Nog later werd door de justitiële overheid een strafgevangenis op het kampterrein gebouwd. Pas in de zestiger jaren werd op initiatief van een vereniging van voormalige Franse kampbewoners begonnen met het inrichten van een gedenkplaats op het kampterrein. Neuengamme fungeert tegenwoordig als een oorlogsmonument met herbouwde kampelementen en permanente exposities. Het kamp werd op 13 december 1938 geopend en op 4 mei 1945 door de Geallieerden bevrijd. Tijdens deze periode verbleven ongeveer 106.000 mensen in Neuengamme. Het hoofdkamp, dat 213.000 vierkante meter groot is, ving de meeste mensen op, maar over het hele gebied lagen nog 96 zogenaamde buitenkampen die bestuurlijk gezien onder Neuengamme vielen. De mensen in de kampen, afkomstig uit zo'n 28 landen, waren veelal joden, zigeuners, homoseksuelen en krijgsgevangenen. Ook werden prostitués en Jehova's getuigen naar het kamp gedeporteerd. Neuengamme bezat geen gaskamers of vergelijkbare methoden om mensen massaal van het leven te beroven. Desondanks stierven er 55.000 mensen door de onmenselijke toestanden in het kamp, waaronder epidemieën en gebrek aan voedsel. In de zomer van 1944 werden veel vrouwelijke ingezetenen van Auschwitz met hun Aufseherinnen (onder andere Käthe Becker, Erna Dickman en Angelika Grass) naar Neuengamme gezonden. Slechts een handvol van deze opzichters werd na de oorlog in Neurenberg berecht. Op 3 mei 1945 werden alle bewoners van Neuengamme in schepen geladen en achtergelaten in de baai van Lübeck om op die manier het bewijs dat het concentratiekamp had bestaan te verdoezelen. De Geallieerden, die de schepen 'aanzagen voor troepentransportvaartuigen', brachten de schepen tot zinken, waarbij naar schatting 7000 tot 8000 mensen omkwamen. Velen die de oever wisten te bereiken werden door de SS neergeschoten. Vandaag de dag zijn drie van Neuengamme's buitenkampen omgevormd tot oorlogsmonumenten: één voor de twintig kinderen die in Hamburg aan medische experimenten werden onderworpen en vlak voor de Duitse capitulatie om het leven werden gebracht. Het tweede monument herdenkt de slavenarbeid die vrouwen uit Łódź moesten verrichten. Het derde monument bevindt zich in de gevangenis van Fuhlsbüttel, waar vooral communisten en politieke tegenstanders werden opgesloten. Zo'n 450 van hen werden door de nazi's vermoord.
Nederlanders Naar Neuengamme werden ruim 5500 Nederlanders gedeporteerd, onder wie honderden vroeg in de oorlog gearresteerde communisten, anti-Duitse politiemensen en 661 mannen van de vergeldings-razzia van Putten. Van deze Nederlanders overleefden 600 mensen het kamp. Tot de Nederlanders die in Neuengamme omkwamen behoren Willem Niemeijer, Jan Campert, Jan van Hout en Anton de Kom (die in het buitenkamp Sandbostel overleed). Het Tweede Kamerlid Louis de Visser (CPN) overleefde het kamp, maar kwam om bij het geallieerde bombardement op het schip Cap Arcona. De latere journalist W.L. ("Boebie") Brugsma overleefde Neuengamme. Andries van Dantzig, die later psychiater zou worden, behoorde tot de overlevenden van het buitenkamp in Schwesing bij Husum. Hij zou in 2005 het eerste exemplaar in ontvangst nemen van een boek over de Nederlanders in het kamp.
De plaquette in het gemeentehuis van De Steeg (gemeente Rheden) is uitgevoerd in donkere natuursteen. Op de plaquette is in reliëf een tekst aangebracht.
De tekst op de plaquette luidt:
'AAN DE DIENSTGETROUWE AMBTENAREN DER GEMEENTE RHEDEN
J.A. TER HAAR HOOFDAGENT DER POLITIE OVERL. 15 MEI 1945 TE ERFURT
A.J. DEN HARTOG LERAAR HANDELSAVONDSCHOOL OVERL. 7 JAN. 1945 TE NEUENGAMME
H. DE LANGE AMBTENAAR DISTRIBUTIEDIENST OVERL. 17 JANUARI 1945 TE DACHAU
W.G. VAN ZWET LEIDER DISTRIBUTIEDIENST OVERL. 18 NOV. 1944 TE LADELUND
DIE ALS SLACHTOFFER ZIJN GEVALLEN TIJDENS DE DUITSCHE BEZETTING VAN ONS VADERLAND IN 1940-1945 NADAT ZIJ TAL VAN IN NOOD VERKEERENDE PERSONEN HADDEN GEHOLPEN EERE ZIJ HUN NAGEDACHTENIS.'
Bron: Distributie 1939-1948 Kring Rheden-Rozendaal Bron: Toespraak van Burgemeester van Rheden Zimmerman
Postuum werd de Zilveren Eremedaille van de Gemeente Rheden aan zijn vrouw gegeven. Zij was samen met de moeder van Willem Gijsbertus aanwezig tijdens de afscheidsavond van het bestuur Distributiekring Rheden-Rozendaal op 17 december 1948.
Volgens de melding in het sterbebuch van concentratiekamp KZ Neuengamme overlijd Willem Gijsbertus op 18 november 1944 om 3:30 uur aan de gevolgen van dysenterie. Of dit ook juist is, kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Gezien de aantekeningen (tijd van overlijden van Willem Gijsbertus en die van andere gevangen voor en na hem) in het sterbebuch, kan uit deze tijden van overlijden ook worden opgemaakt dat zij allemaal in de ziekenbarak van het kamp waren, en daar door een S.S. kamparts een injectie hebben gekregen in het hart, nadat een gevangene deze injectie had gekregen was hij meteen overleden. Het sterbebuch vermeld namelijk iedere 5 minuten een overlijden van een gevangene op die datum. Deze aanname wordt bevestigd door medewerkers van het huidige archief van KZ Neuengamme. Dit soort zaken kwamen zeer vaak voor in dit concentratiekamp.
Dysenterie is een zware vorm van diarree die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van bloed in de ontlasting.
Er zijn talloze oorzaken van dit ziektebeeld. Twee bekende varianten van dysenterie zijn:
shigellose, die veroorzaakt wordt door shigella-bacteriën. Een patiënt met shigellose zal vaak herstellen zonder antibiotica. Wel is toedienen van extra vocht in een speciale samenstelling noodzakelijk, omdat de patiënt door de heftige diarree uitdrogingsverschijnselen kan krijgen. Een behandeling wordt echter vaak aangeraden omdat de ziekte relatief ernstig en zeer besmettelijk is. De ziekte kan overgedragen worden via handdrukken, deurklinken, toiletbrillen, enzovoort. amoebendysenterie, die veroorzaakt wordt door amoeben. Amoebendysenterie wordt overgedragen door besmet water en staat bekend als reizigersdiarree, hoewel het soms ook wordt waargenomen in geïndustrialiseerde landen. Een infectie van de lever met vorming van amoebenabcessen kan voorkomen. De ziekte kan behandeld worden met antibiotica. De ziekte kwam onder andere in de 18de eeuw veelvuldig voor op het Brabantse platteland en was beter bekend onder naam "rode loop". De ziekte was in deze tijden dikwijls fataal bij kinderen en oudere zwakke mensen.
De doden werden begraven in 9 massagraven op de begraafplaats van Ladelund. Dit gebeurde door pastoor Johannes Meyer met alle christelijke waardigheid. Ook na de oorlog bleven de graven zo goed onderhouden, dat er slechts één lichaam is gerepatrieerd naar zijn vaderland. Op plaquettes staan de namen van de slachtoffers, en de graven zijn beplant met heideplanten, die verwijzen naar de streek van het dorp Putten, waar 111 slachtoffers vandaan kwamen.
Willem Gijsbertus van Zwet is opgenomen in het gedenkboek van het verzet. Hij heeft een plaats gekregen op de “Erelijst van Gevallenen 1940 -1945”, een boek met 18.000 namen dat bij de ingang van de Tweede Kamer ligt in Den Haag en waarvan iedere dag een bladzijde wordt omgeslagen. Ook online, via internet is de inhoud van het boek te bekijken, en kun je virtueel bij een persoon een bloemetje achter laten.
De Erelijst van Gevallenen 1940-1945 in Den Haag is opgericht ter nagedachtenis aan bijna 18.000 Nederlanders die waar ook ter wereld tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen.
De Erelijst in ingedeeld in vijf groepen: militairen van de Koninklijke Landmacht, officieren en manschappen van de Koninklijke Marine, bemanningsleden van Nederlandse koopvaardijschepen, militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en leden van het Indisch verzet en tenslotte verzetsdeelnemers in Nederland.
Oprichting De zusters Benedictinessen van de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Oosterhout kalligrafeerden de 18.000 namen op speciaal duurzaam papier. Dit karwei duurde in totaal tien jaar. Jan van Krimpen ontwierp het lettertype van de erelijst. De omlijsting is ontworpen door Aldo van Eyk. Onthulling Op 4 mei 1960 is de Erelijst, tijdens een bijeenkomst in de Ridderzaal, door Koningin Juliana aangeboden aan de Staten-Generaal.
Herdenking Elke dag wordt een bladzijde omgeslagen. Dit betekent dat in een periode van ongeveer twee jaar elke naam een keer zichtbaar is geweest. Jaarlijks wordt er op 4 mei een krans bij de erelijst gelegd door de beide Kamervoorzitters en de minister-president. Daarna volgt een minuut stilte voor de slachtoffers.
Gemeente: Rotterdam Soort Akte: Geboorte Bron: k004v
Aangever: Willem Gijsbertus van Zwet |36 jaar | Koopman in Kaas | Slotlaan 37, Rotterdam Getuigen: Willem Schrevel | 49 jaar | Kantoorbediende | Rotterdam Roedolf Scherer | 52 jaar | Kantoorbediende | Rotterdam
-“Neemt U plaats”, zegt Evert Hekkers en biedt zijn bezoeker een stoel aan. “Alleen in het bijzijn van een getuige wil ik dit pakje openmaken. Meneer van Zwet heeft destijds gevraagd het heel goed te verstoppen en pas na de bevrijding open te maken; dat gebeurt dus nu”. Beiden kijken gespannen toe: touwtje los, papier er af, deksel open…….. allemaal stempeis, kennelijk voortreffelijke kopieën, van Wehrmacht tot SE, van SD tot Ortskommandant.
Nu gaat beiden een licht op: dus zo kwam Willem van Zwet aan die”originele” Duitse verklaringen; daardoor konden zoveel mensen illegaal aan bonkaarten geholpen worden
“Ja”, vertelt ons een Velpenaar, “zo ging dat toen inderdaad. De Gemeentelijke Distributiedienst hier aan de Kastanjelaan startte in ‘39 en na de eerste leider, Kunst, kreeg Willem van Zwet deze functie. Hij was een zeer beminnelijk mens en een humaan chef, beheerde de Dienst uitstekend en enigszins uitzonderingsgewijs kwam fraude onder de ambtenaren niet voor. Do teamgeest was voortreffelijk en mevrouw Hekkers, die we Tante Bets noemden,zorgde niet alleen voor koffie en thee maar was ook een soort moeder over dat eigenlijk bij elkaar geraapte stel mensen, meestal door de oorlog uit eigen beroep verdreven.
Misschien mede door die goede sfeer kwam Van Zwet, in zijn hart een volkomen onkreukbare man, er toe “iets te doen” voor de goede zaak. Langs administratieve wegen lukte het hem steeds meer extra bonkaarten beschikbaar te stellen voor onderduikers, Joden en vluchtelingen, waarbij Straalman steeds voor “nieuwe” stamkaarten zorgde. Honderden bonkaarten gingen o.m. naar ambtenaar M. die ze deels weer doorspeelde aan verzetsman Johan. Die heeft nu, in 1982 nog de complete boekhouding van het verdeelsysteem.
Evert Hekkers was één van Van Zwet’s vertrouwelingen, die de bonkaarten “rondbracht” maar hij had zelf ook verscheidene adressen. En juist dat moest een loslippige dame een Velpse winkel eens even vertellen. Mevrouw Levering, echtgenote van Van Zwet’s plaatsvervanger, sloeg onmiddellijk alarm. Van Zwet bleef nu ‘s nachts niet meer thuis maar ging wel overdag naar kantoor. Bovendien had hij-enkele NSB-ers als ambtenaren moeten accepteren en we weten dus niet precies hoe hij verraden werd maar twee dagen later, op 16 juni ‘44, stormde de SD het gebouw binnen: “Herr von Zwet” moesten ze hebben.
Mies de Vries schrok verschrikkelijk maar zei koelbloedig: “Is er niet, maar ik zal voor U informeren” -Ze rende naar boven, gooide de deur van Van Zwet’s kamer open en riep goed hard: “Meneer Jansen, weet U soms waar meneer van Zwet is?”
Maar meteen stonden er al twee Sd-ers achter haar:
“Bitte Fraülein, wir wissen genau wie Herr von Zwet aussieht”. Beiden werden toen gearresteerd, in Arnhem “verhoord”, toen naar Vught overgebracht en vandaar naar een Duits concentratiekamp. Het was vreselijk. Op 19 december ‘44 bereikte de familie de Jobstijding dat Willem van Zwet op 18 november in het kamp Ladelund aan dysenterie was overleden.
We waren er hier allemaal kapot van. Daar kwam bij dat op 13 juli De Lange ook gearresteerd was, een fijne vent voor z ‘n superieuren en collega’s. op 17 januari ‘45, een paar maanden voor de bevrijding, is hij in Neuengamme overleden. Gelukkig is Mies de Vries na de bevrijding teruggekeerd. Van Zwet’s opvolger, Levering, deed zo te zien “nergens aan” en dat gebeurde zo voortreffelijk dat hij, hoewel heel voorzichtig geworden, in korte tijd nog veel meer bonkaarten ging “verdelen”.
Na Arnhern’s evacuatie bleek het inwonertal van Velp verdubbeld te zijn. Door een griezelig verlaten spookstad ging Levering met z’n Arnhemse collega lopend driemaal op weg om de daar nog aanwezige bonvoorraden op te halen. Het gammele trekkarretje was telkens afgeladen. Soms moesten ze het ding midden op de straat laten staan om dekking te zoeken voor inslaande granaten.
En in Velp gekomen zorgden ze dan samen mede voor het nu nog veel groter geworden onderduikersbestand. JOHAN, die begon met 5 onderduikers had er toen al 400 onder zijn hoede. Bovendien zorgde hij financieel voor hun via het NSF. Daardoor kon hij in opdracht van de Ned.Regering elke maand over f 6.000,- beschikken. Op die manier is door de Velpenaren veel voor aI die onderduikers gedaan.
Boek: Oorlog Vervolging en Verzet in Rheden en omgeving 1940-1945
Bron: Gevangenis en Huis van Bewaring te Arnhem Inventarisnummer: 0258 Klapper: Alfabetische index op de namen der in de registers vermelde personen, 1941-1973 Inventarisnummer: 196 Klapper: Index naamregister januari t/m december 1944 Registernummer: B 5849
Willem Gijsbertus en Mies de Vries (medewerkster Distributiekantoor) worden opgepakt wegens het smokkelen van bonkaarten. Na zijn arrestatie word Willem Gijsbertus samen met Mies de Vries naar het S.D. kantoor in Velp op den heuvel gebracht, daar zijn beide verhoord.
Dezelfde dag nog worden beiden naar het Huis van Bewaring is Arnhem gebracht. Zijn registratie vond plaats onder nummer B 5849.
Van hieruit is hij meerdere malen naar het S.D. kantoor gebracht aan de Utrechtseweg 55 in Arnhem voor verhoren.
Uit de nog bestaande klapper van het Huis van Bewaring I, kon worden opgemaakt, dat op 8 augustus 1944 hij op transport gezet is naar concentratiekamp KZ Herzogenbusch, en komt daar dezelfde dag aan. Dit transport vond plaats door middel van een overvalwagen.
Het archief van het Huis van Bewaring I (Walburgplein) is tijdens de oorlogshandelingen in 1944 grotendeels verloren gegaan.
Bron: Personeelskaarten van de Philips Werkplaatsen in Kamp Vught Häftlingsnummer: P1961 Archief: Archief Nationaal Monument Kamp Vught
Aankomst Op 8 augustus 1944 komt Willem Gijsbertus aan in concentratiekamp Vught, bij zijn registratie ontvangt hij zijn gevangenennummer, Häftlingsnummer: P1961.
Vervolgens wordt hij op 16 augustus 1944 ingedeeld bij het Philips-Kommando, werkplaats emailleer inrichting.
Vertrek 5 September 1944 vertrekt de overvolle trein met aan boord Willem Gijsbertus via Den Bosch, Oss, Nijmegen, Goch, Düsseldorf, Essen, Bielefeld, Hannover en Stendal naar het concentratiekamp KZ Sachsenhausen bij Berlijn. Hier komen ze op 8 september +/- 10 uur in de ochtend aan.
Zie Tabblad Verhalen | 05.09.1944-08.09.1944 - Ontruiming van kamp Vught & Transport naar Sachsenhausen.
Aankomst Op 9 september 1944 +/- 10 uur in de ochtend komt Willem Gijsbertus aan in KZ Sachsenhausen. Nadat alle gevangenen geteld waren, werden ze ingeschreven, Willem Gijsbertus krijgt gevangenennummer, Häftlingsnummer: 100377, daarna ontvingen ze kleding (iets wat voor kleding door moest gaan), en daarna weer op appél. Om 18:00 uur werden alle gevangenen van het transport Vught gereed gemaakt voor een mars van 8km naar het plaatsje Germendorf, de gevangenen kwamen terecht in het Außen-Kommando Heinkel-werke. Hier verbleven de gevangenen tot 14 oktober 1944.
Vertrek Nadat ze terug waren gekomen op 14 oktober 1944 van Germendorf, werden de gevangenen meteen weer op appél geplaatst. Dit appél duurde 36 uur en nadat de kamparts een keuring van de gevangenen had uitgevoerd. Werden de goedgekeurde gevangenen op 16 oktober 1944 per trein getransporteerd naar KZ Neuengamme. Willem Gijsbertus was één van de 1.720 gevangenen (verschillende nationaliteiten), waarvan 1/3 Nederlanders, die vanuit KZ Sachsenhausen overgebracht werden naar KZ Neuengamme. Dezelfde dag zou de trein nog in KZ Neuengamme aankomen.
Volgens de melding in het sterbebuch van concentratiekamp KZ Neuengamme overlijd Willem Gijsbertus op 18 november 1944 om 3:30 uur aan de gevolgen van dysenterie. Of dit ook juist is, kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Gezien de aantekeningen (tijd van overlijden van Willem Gijsbertus en die van andere gevangen voor en na hem) in het sterbebuch, kan uit deze tijden van overlijden ook worden opgemaakt dat zij allemaal in de ziekenbarak van het kamp waren, en daar door een S.S. kamparts een injectie hebben gekregen in het hart, nadat een gevangene deze injectie had gekregen was hij meteen overleden. Het sterbebuch vermeld namelijk iedere 5 minuten een overlijden van een gevangene op die datum. Deze aanname wordt bevestigd door medewerkers van het huidige archief van KZ Neuengamme. Dit soort zaken kwamen zeer vaak voor in dit concentratiekamp.
De doden werden begraven in 9 massagraven op de begraafplaats van Ladelund. Dit gebeurde door pastoor Johannes Meyer met alle christelijke waardigheid. Ook na de oorlog bleven de graven zo goed onderhouden, dat er slechts één lichaam is gerepatrieerd naar zijn vaderland. Op plaquettes staan de namen van de slachtoffers, en de graven zijn beplant met heideplanten, die verwijzen naar de streek van het dorp Putten, waar 111 slachtoffers vandaan kwamen.
De plaquette in het gemeentehuis van De Steeg (gemeente Rheden) is uitgevoerd in donkere natuursteen. Op de plaquette is in reliëf een tekst aangebracht.
De tekst op de plaquette luidt:
'AAN DE DIENSTGETROUWE AMBTENAREN DER GEMEENTE RHEDEN
J.A. TER HAAR HOOFDAGENT DER POLITIE OVERL. 15 MEI 1945 TE ERFURT
A.J. DEN HARTOG LERAAR HANDELSAVONDSCHOOL OVERL. 7 JAN. 1945 TE NEUENGAMME
H. DE LANGE AMBTENAAR DISTRIBUTIEDIENST OVERL. 17 JANUARI 1945 TE DACHAU
W.G. VAN ZWET LEIDER DISTRIBUTIEDIENST OVERL. 18 NOV. 1944 TE LADELUND
DIE ALS SLACHTOFFER ZIJN GEVALLEN TIJDENS DE DUITSCHE BEZETTING VAN ONS VADERLAND IN 1940-1945 NADAT ZIJ TAL VAN IN NOOD VERKEERENDE PERSONEN HADDEN GEHOLPEN EERE ZIJ HUN NAGEDACHTENIS.'
Bron: Distributie 1939-1948 Kring Rheden-Rozendaal Bron: Toespraak van Burgemeester van Rheden Zimmerman
Postuum werd de Zilveren Eremedaille van de Gemeente Rheden aan zijn vrouw gegeven. Zij was samen met de moeder van Willem Gijsbertus aanwezig tijdens de afscheidsavond van het bestuur Distributiekring Rheden-Rozendaal op 17 december 1948.
Willem Gijsbertus van Zwet is opgenomen in het gedenkboek van het verzet. Hij heeft een plaats gekregen op de “Erelijst van Gevallenen 1940 -1945”, een boek met 18.000 namen dat bij de ingang van de Tweede Kamer ligt in Den Haag en waarvan iedere dag een bladzijde wordt omgeslagen. Ook online, via internet is de inhoud van het boek te bekijken, en kun je virtueel bij een persoon een bloemetje achter laten.
Het 'Konzentrationslager Herzogenbusch', zoals Kamp Vught door de bezetter genoemd werd, was het enige 'officiële' SS-concentratiekamp in Nederland. Het viel rechtstreeks onder het economisch directoraat van de SS te Berlijn, waaronder ook de Duitse concentratiekampen ressorteerden. De bouw van het barakkencomplex was gefinancierd met geroofd joods kapitaal. In januari 1943 was het gereed en aan het eind van dat jaar werden in het kamp ook een crematorium en een gevangenis ('de Bunker') in gebruik genomen. Hier heeft zich het beruchte 'bunkerdrama' afgespeeld, toen meer dan zeventig vrouwen op elkaar in een cel geperst werden waarbij tien van hen het leven verloren.
Ongeveer eenderde van de gevangenen bestond uit joden met een voorlopige vrijstelling van transport naar het oosten. Zij moesten arbeid verrichten voor het Duitse leger. Verder bestond de kampbevolking uit mensen die joden hadden helpen onderduiken, verzetsmensen, Jehovah's Getuigen, verspreiders van illegale geschriften en onttrekkers aan de arbeidsinzet. De meeste gevangenen waren echter niet om politieke redenen opgepakt, maar zaten vast wegens economische delicten: zwarthandelaren, zwartslachters en mensen die goederen van de Wehrmacht hadden gestolen. Vught herbergde ook zo'n zeshonderd gijzelaars, die onder meer als vergelding voor activiteiten van het verzet werden vastgehouden. In totaal hebben naar schatting 30.000 gevangenen in Vught opgesloten gezeten. Van hen wisten er negentig te ontsnappen.
De gevangenen werden tewerkgesteld in Arbeitskommandos, werkploegen die zowel binnen als buiten het kamp arbeid verrichtten. In het kamp zelf waren onder meer het 'Philips-kommando', waar circa 1.200 joodse en niet-joodse gedetineerden radio-apparatuur en zaklantaarns ('knijpkatten') vervaardigden, en het 'Luftwaffe-Kommando' dat neergestorte vliegtuigen moest slopen voor de oorlogsindustrie. De buitencommando's verrichtten onder meer constructie- en reparatiewerkzaamheden op vliegvelden. In een door prikkeldraad afgesloten gedeelte van het barakkencomplex werd vanaf mei 1943 een apart vrouwenkamp ingericht voor vrouwelijke arrestanten, joodse vrouwen en echtgenoten en kinderen van gijzelaars.
In het gedeelte van het kamp waar alleen joden waren ondergebracht, het 'Judendurchgangslager', was joods zelfbestuur toegestaan compleet met een ordedienst. De SS-bewaking bemoeide zich nauwelijks met de interne aangelegenheden. De voedselsituatie in Vught was slecht maar verbeterde vanaf mei 1943. Dat was mede het gevolg van de hulppakketten die in het kamp bezorgd mochten worden en die afkomstig waren van particulieren, zoals de dames Timmenga en Van Beuningen, en van het Rode Kruis.
Onder druk van de geallieerde opmars werd het kamp begin september 1944 in allerijl door de bezetter ontruimd. Rond 3500 gevangenen werden halsoverkop op transport gesteld naar Duitsland, terwijl de kampleiding een veilig heenkomen zocht. Op 26 oktober 1944 komen de Canadezen aan in het kamp.
Sachsenhausen was tijdens de Tweede Wereldoorlog een concentratiekamp in nazi-Duitsland. Het kamp lag 35 kilometer van Berlijn en werd in 1936 gebouwd door gevangenen. Het kamp lag in de wijk Sandhausen (tegenwoordig Sachsenhausen, net als het kamp zelf) in de stad Oranienburg.
In Sachsenhausen hebben van 1939 tot 1945 ongeveer 200.000 mensen gevangengezeten, over de periode van 1936 tot 1939 zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Volgens de 'officiële' cijfers zijn er ca. 30.000 tot 50.000 mensen omgekomen. Onder de gevangenen waren politieke tegenstanders van Adolf Hitler, krijgsgevangenen, zogenoemde asocialen, onder wie de Duitsers onder meer Roma schaarden. Verder Joden, homoseksuelen en Jehova's getuigen. Velen kwamen om het leven door ziekte, uithongering, uitputting, marteling en executie.
Kamp Neuengamme was een Duits concentratiekamp. Het kamp ligt zo'n achttien kilometer ten zuidoosten van Hamburg in Duitsland. Na de oorlog werd het gebruikt om leden van de SS, Wehrmachtsoldaten en leden van de NSDAP te interneren. Nog later werd door de justitiële overheid een strafgevangenis op het kampterrein gebouwd. Pas in de zestiger jaren werd op initiatief van een vereniging van voormalige Franse kampbewoners begonnen met het inrichten van een gedenkplaats op het kampterrein. Neuengamme fungeert tegenwoordig als een oorlogsmonument met herbouwde kampelementen en permanente exposities. Het kamp werd op 13 december 1938 geopend en op 4 mei 1945 door de Geallieerden bevrijd. Tijdens deze periode verbleven ongeveer 106.000 mensen in Neuengamme. Het hoofdkamp, dat 213.000 vierkante meter groot is, ving de meeste mensen op, maar over het hele gebied lagen nog 96 zogenaamde buitenkampen die bestuurlijk gezien onder Neuengamme vielen. De mensen in de kampen, afkomstig uit zo'n 28 landen, waren veelal joden, zigeuners, homoseksuelen en krijgsgevangenen. Ook werden prostitués en Jehova's getuigen naar het kamp gedeporteerd. Neuengamme bezat geen gaskamers of vergelijkbare methoden om mensen massaal van het leven te beroven. Desondanks stierven er 55.000 mensen door de onmenselijke toestanden in het kamp, waaronder epidemieën en gebrek aan voedsel. In de zomer van 1944 werden veel vrouwelijke ingezetenen van Auschwitz met hun Aufseherinnen (onder andere Käthe Becker, Erna Dickman en Angelika Grass) naar Neuengamme gezonden. Slechts een handvol van deze opzichters werd na de oorlog in Neurenberg berecht. Op 3 mei 1945 werden alle bewoners van Neuengamme in schepen geladen en achtergelaten in de baai van Lübeck om op die manier het bewijs dat het concentratiekamp had bestaan te verdoezelen. De Geallieerden, die de schepen 'aanzagen voor troepentransportvaartuigen', brachten de schepen tot zinken, waarbij naar schatting 7000 tot 8000 mensen omkwamen. Velen die de oever wisten te bereiken werden door de SS neergeschoten. Vandaag de dag zijn drie van Neuengamme's buitenkampen omgevormd tot oorlogsmonumenten: één voor de twintig kinderen die in Hamburg aan medische experimenten werden onderworpen en vlak voor de Duitse capitulatie om het leven werden gebracht. Het tweede monument herdenkt de slavenarbeid die vrouwen uit Łódź moesten verrichten. Het derde monument bevindt zich in de gevangenis van Fuhlsbüttel, waar vooral communisten en politieke tegenstanders werden opgesloten. Zo'n 450 van hen werden door de nazi's vermoord.
Nederlanders Naar Neuengamme werden ruim 5500 Nederlanders gedeporteerd, onder wie honderden vroeg in de oorlog gearresteerde communisten, anti-Duitse politiemensen en 661 mannen van de vergeldings-razzia van Putten. Van deze Nederlanders overleefden 600 mensen het kamp. Tot de Nederlanders die in Neuengamme omkwamen behoren Willem Niemeijer, Jan Campert, Jan van Hout en Anton de Kom (die in het buitenkamp Sandbostel overleed). Het Tweede Kamerlid Louis de Visser (CPN) overleefde het kamp, maar kwam om bij het geallieerde bombardement op het schip Cap Arcona. De latere journalist W.L. ("Boebie") Brugsma overleefde Neuengamme. Andries van Dantzig, die later psychiater zou worden, behoorde tot de overlevenden van het buitenkamp in Schwesing bij Husum. Hij zou in 2005 het eerste exemplaar in ontvangst nemen van een boek over de Nederlanders in het kamp.
Dysenterie is een zware vorm van diarree die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van bloed in de ontlasting.
Er zijn talloze oorzaken van dit ziektebeeld. Twee bekende varianten van dysenterie zijn:
shigellose, die veroorzaakt wordt door shigella-bacteriën. Een patiënt met shigellose zal vaak herstellen zonder antibiotica. Wel is toedienen van extra vocht in een speciale samenstelling noodzakelijk, omdat de patiënt door de heftige diarree uitdrogingsverschijnselen kan krijgen. Een behandeling wordt echter vaak aangeraden omdat de ziekte relatief ernstig en zeer besmettelijk is. De ziekte kan overgedragen worden via handdrukken, deurklinken, toiletbrillen, enzovoort. amoebendysenterie, die veroorzaakt wordt door amoeben. Amoebendysenterie wordt overgedragen door besmet water en staat bekend als reizigersdiarree, hoewel het soms ook wordt waargenomen in geïndustrialiseerde landen. Een infectie van de lever met vorming van amoebenabcessen kan voorkomen. De ziekte kan behandeld worden met antibiotica. De ziekte kwam onder andere in de 18de eeuw veelvuldig voor op het Brabantse platteland en was beter bekend onder naam "rode loop". De ziekte was in deze tijden dikwijls fataal bij kinderen en oudere zwakke mensen.
De Erelijst van Gevallenen 1940-1945 in Den Haag is opgericht ter nagedachtenis aan bijna 18.000 Nederlanders die waar ook ter wereld tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen.
De Erelijst in ingedeeld in vijf groepen: militairen van de Koninklijke Landmacht, officieren en manschappen van de Koninklijke Marine, bemanningsleden van Nederlandse koopvaardijschepen, militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en leden van het Indisch verzet en tenslotte verzetsdeelnemers in Nederland.
Oprichting De zusters Benedictinessen van de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Oosterhout kalligrafeerden de 18.000 namen op speciaal duurzaam papier. Dit karwei duurde in totaal tien jaar. Jan van Krimpen ontwierp het lettertype van de erelijst. De omlijsting is ontworpen door Aldo van Eyk. Onthulling Op 4 mei 1960 is de Erelijst, tijdens een bijeenkomst in de Ridderzaal, door Koningin Juliana aangeboden aan de Staten-Generaal.
Herdenking Elke dag wordt een bladzijde omgeslagen. Dit betekent dat in een periode van ongeveer twee jaar elke naam een keer zichtbaar is geweest. Jaarlijks wordt er op 4 mei een krans bij de erelijst gelegd door de beide Kamervoorzitters en de minister-president. Daarna volgt een minuut stilte voor de slachtoffers.
05.09.1944-09.09.1944 - Ontruiming van kamp Vught & Transport naar Sachsenhausen.
Na Hitlers Niedermachungsbefehl was het Deppner die lijsten opstelde van gevangenen in Vught die gefusilleerd moesten worden. Reeds eind juli 1944 waren dit 23 medewerkers van het illegale blad Trouw; men had aan een van de Trouw-leiders, Wim Speelman, een bod gedaan hun levens te sparen in ruil voor stopzetting van de verschijning van het blad. Deze 23 waren overigens nog veroordeeld.
In augustus werden ongeveer 120 personen doodgeschoten. De fusillades bereikten een climax rond 5 september 1944 "Dolle Dinsdag", dat wil zeggen direct nadat Brussel en Antwerpen waren bevrijd. De hele top van de Landelijke Onderduikorganisatie en de Limburgse Onderduikorganisatie die zich toen in Vught bevond werd omgebracht, alsmede vele anderen. Minstens 450 mensen kwamen hierbij om het leven.
Spoedig daarna werd het kamp ontruimd. Meer dan 3.000 gevangenen werden naar Duitse concentratiekampen getransporteerd waar de meesten alsnog voordat de bevrijding plaatsvond omkwamen.
Op maandag morgen, 4 september steeg de spanning voelbaar. Het Geallieerde granaatvuur was op ongeveer 30 km afstand van het kamp gekomen. De kogels vloten regelmatig over het kamp.
Dinsdag morgen 5 september was er 6.30 uur appél; het gehele kamp moest aantreden. Niets gebeurde. Zo stonden ongeveer 1.600 gevangenen tot 12.30 uur op de appélplaats, steeds wachtende op nadere berichten. Van mond tot mond ging het gerucht; 14.00 uur zou het kamp aan het Rode Kruis worden overgedragen”.
Om 12.30 uur werd gecommandeerd “alle naar de blocks en afwachten”. Zou de bevrijding komen?
Reeds om 13.00 uur volgde het commando “alle op de appélplaats aantreden, alleen met handdoek en zeep”. Vele juichte bij het aanhoren dezer mededeling. Dan toch bevrijding?
Slechts enkele hadden dit spelletje door en namen al hun bagage mee. Zo gingen ongeveer 1.600 man gedwee naar de appélplaats. Daar aangekomen werden zij allen door een haag van S.S. soldaten ingesloten. Het bleek dat de kampcommandant het zo ver had gekregen dat 800 man naar Duitsland zou worden weggevoerd, ook de zieken moesten zich op de appélplaats melden. Nadat alle namen waren afgeroepen, bleken het er toch nog 1.000 gevangen geworden te zijn, die weggevoerd zouden worden.
Ook Willem Gijsbertus wordt op 5 september "Dolle Dinsdag"op transport geplaatst naar concentratiekamp KZ Sachsenhausen.
5 September 1944 vertrekt de overvolle trein met aan boord Willem Gijsbertus via Den Bosch, Oss, Nijmegen, Goch, Düsseldorf, Essen, Bielefeld, Hannover en Stendal naar het concentratiekamp KZ Sachsenhausen bij Oranienburg, 35 km van Berlijn in Duitsland.
In de middag rond 17.00 uur ging men naar de trein met achterlating van alles behalve wat brood en tandpasta met borstel. Door de S.S., Duitse militairen en Kapo’s geslagen werden ze naar het treinstation gebracht. In veewagons werden mannen bij mannen en vrouwen bij vrouwen geplaatst. Van de mannen werden er in één wagon 83 tot 87 gestopt, met per wagon 1 kubelton met brood. Deze kubelton werd later gebruikt voor ontlasting en deze stond in de hoek van de wagon, daar moest iedereen zijn behoefte op doen. In deze veewagons werden twee maal zoveel mensen geperst als dat er plaats was. Er was geen ruimte genoeg om te zitten: dit moest bij toerbeurt geschieden. Regelmatig ontstonden er gevechten wie nu aan de beurt van liggen of zittend liggen was. De deuren waren aan de buitenkant op slot. Ontluchtingsgat was met prikkeldraad dicht gemaakt.
’s-Avonds vertrek uit Vught. Onderweg naar Sachsenhausen enige malen gestopt. Regelmatig tijdens een stop werden de wagons gecontroleerd op doden, die werden er dan tussentijds uitgehaald.
Op een gegeven moment remt de trein af en hoorde men schoten vallen, een vreselijk geschreeuw door de bewakers. Toen de trein stilstond hoorde men de Duitsers zeggen dat alle vluchtende waren doodgeschoten. De Duitse bewakers waren zo over hun toeren heen dat zij in het wilde weg begonnen te schieten door de wagons heen. Daarna kwam de trein weer in beweging en is het transport verder gegaan richting Sachsenhausen.
In sommige wagons kregen mensen iets te eten of te drinken, de laatste dagen niets meer. Er was vreselijke dorst. In Stendal enige uren gestopt op station onder overkapping. Voor de gevangenen was daar gelukkig een enorme regenbui, waardoor het water van de overkapping op de wagons stroomde.
Die verschrikkelijk reis naar Duitsland, een reis die drie dagen en nachten zou duren, bijna zonder eten en drinken. Hoe de gevangenen daar in die trein, groot en klein gesnakt hebben naar een paar druppels regen. Hoe op een nacht het ineens ging regenen, waardoor het gehele transport in rep en roer kwam. De slapende werden gewekt door hun kameraden, “het regent”. Hoe men daar in die wagons als het ware hebben gevochten om ook de armen door de spleten van de goederenwagon uit te streken met een drinkensblikje (soms een sardineblikje) om enkele druppels water op te kunnen vangen, om in leven, IN LEVEN, te blijven.
Het verzet heeft tot driemaal toe geprobeerd dit transport te verhinderen, door sabotage te gebruiken, maar alle malen is dit niet gelukt.
Het treintransport komt in de ochtend van 9 september +/- 10 uur aan. De vrouwen zullen verder gaan naar het concentratiekamp KZ Ravensbrück.
Bij aankomst, bij het uitstappen uit de wagons bleken velen een te grote lichamelijke en geestelijke klap gekregen te hebben. Enige doden en krankzinnigen, die ter plaatse gedood werden, vielen er te betreuren.
Bij binnenkomst in Sachsenhausen, in de buurt van de ingang, waren drie gevangenen opgehangen aan telefoonpalen.
Nadat alle gevangenen op de appélplaats geteld waren, gingen ze in groepen van honderd naar de schreibstube om geregistreerd te worden.
Vervolgens ging men naar een ander vertrek, waar men zich geheel moest uitkleden, de kleding daar achter moest laten en alleen eigendommen in de hand mocht meenemen zoals gebruiksvoorwerpen, toiletartikelen, schoenen enzovoorts. Dan volgde er een controle op deze voorwerpen, wat men al of niet mocht bezitten. Dat waren natuurlijk voorwerpen die de heren Duitse controleurs zelf goed konden gebruiken. Natuurlijk was het te gek om een scheerstelletje af te nemen, je moest immers steeds goed geschoren gaan, maar scheermesjes daarin, nee dat was te gevaarlijk.
Vervolgens moest men een bad (douche) nemen en kreeg vervolgens 5 minuten de tijd voor het open raam in de koude wind op te drogen.
In een volgend vertrek werden aan ieder enige kledingstukken toegeworpen, passend of niet passend, dat deed er niet toe en kreeg men enkele ogenblikken de gelegenheid deze aan te trekken. Maakte je een opmerking, die broek is te groot of er zit geen riem bij, dan liep je de kans zonder broek het vertrek uit te moeten, dus mond houden. Je was dus gekleed.
Nou ja, gekleed, een kapot overhemd over het blote lijf en bovenbroek en jasje. Ging je buiten aan het werk dan nog een overjas en als ze er waren nog als extra een onderbroek.
Nadat iedereen gekleed was werden de gevangenen naar de blocken gebracht, waar de gevangenen met ongeveer 500 man in een block waar plaats was voor ongeveer 250 werden ingedeeld.
Teveel om allemaal in het block te vertoeven, moesten de gevangenen de gehele dag maar buiten staan.
Toen het tijd voor middageten was, mochten de gevangenen in ploegen van 50 naar binnen om in ten hoogste 10 minuten het eten weg te werken.
’s-Avonds om 17:00 uur zouden de gevangenen het brood krijgen, doch ofschoon het reeds klaar lag in het block, kwam het bevel; “geen brood uitdelen, transport Vught om 18:00 uur op de appélplaats aantreden”.
Diezelfde avond nog, moesten de gevangenen 8 km naar de Heinkel fabrieken (één der grootste vliegtuigfabrieken) lopen in Germendorf. In de lege hallen zouden de gevangenen worden ondergebracht.
De S.S. bewakers, die het transport naar Duitsland begeleid hadden, moesten dit karwei opknappen.
Daar hadden zij zwaar de perst over in. Na dit voor hun zware transport hadden ze op enige rust gehoopt en nu moesten ze dit transport ook nog opknappen. Men joeg de gevangenen op, als waren het vee.
Ook werden aan het transport toegevoegd, gevangenen van Poolse en Russische afkomst.
Afwisselend moesten de gevangenen snel en langzaam lopen. Steeds dienden zij ervoor te zorgen, dat de afstand tussen de rijen van vijf gelijk bleef.
Zo moesten de gevangenen die tocht, arm in arm maken, een tocht die anderhalf uur zou duren en dan met zo’n 1800 man.
Kwam er teveel afstand in de rijen, dan sloeg men hen met de kolf van het geweer of werden de honden op hen afgestuurd.
Bij aankomst moesten de gevangenen in de hallen en was het haast alleen mogelijk een zit te nemen op de stenen vloer, comfort was er niet. Veel van de gevangenen hadden dysenterie en bloeddiarree.
’s-Avonds om 22:00 uur werd brood en thee uitgedeeld. Sommige van hen, die als het gevolg van de droogte tijdens de reis hun lippen kapot hadden gebeten, gebruikte de thee om de pijn van hun lippen wat te verzachten.
Om 00:00 uur in de nacht begon het baden, want één ding stond voorop, de gevangenen moesten schoon zijn.
Weer begon een gevecht wie het eerst de kans kreeg te gaan baden, immers des te eerder kon men wat gaan rusten in een bed. Er waren ongeveer 18 groepen van 100 gevangenen, is ook te begrijpen dat de laatste ook heel laat in hun bedden kwamen.
In totaal waren er 4.500 gevangenen ondergebracht in een hal van 140 bij 60 meter, op de duur moest men met 4 mensen in een éénpersoons bed slapen.
Vaak werden de gevangenen uit hun bedden gejaagd als er weer een luchtalarm af ging. Deze luchtalarmen kwamen geregeld voor.
In dit Heinkel-Kommando stierven er dagelijks tientallen gevangenen, aan longontsteking, dysenterie en bloedarmoede. Men werd door de bewaking de gehele dag door geslagen met gummiknuppels en dikke houten knuppels.
’s-Morgens na appél werden alle gevangenen naar buiten gejaagd of geslagen. Deze zochten dan bij elkaar warmte, zodat er zich klonten van 300 á 400 mensen vormden, zo dicht mogelijk opeen gepakt. Het gebeurde heel dikwijls dat degenen die binnenin stonden flauw vielen en met heel veel moeite uit het kluwen gebracht moesten worden. Als men zo 10 á 15 minuten stond begon het de beulen te vervelen, zodat zij alles weer uit elkaar sloegen, waarbij men ook gebruik maakte van ijzeren buizen, zodat menigeen verwondingen opliep. Men was hier verdeeld in groepen die ieders een plaatje hadden in een bepaalde kleur, zo waren er de groepen: groen, wit, geel, rood, lila, blauw, bruin en nog enkele andere kleuren. Op het appél of met het eten zocht iedereen zijn eigen kleur op.
’s-Morgens moest er dikwijls gemarcheerd worden of gymnastiek gemaakt, ook moesten enkele groepen werken, zoals hout halen of dergelijke karweitjes.
Ongeveer 10:30 uur moesten de gevangenen al op appél staan voor het eten dat ongeveer 13:00 uur werd uitgereikt. Dit appél staan was een vreselijk iets, daar er dan ook veel werd geslagen. Hier werden de gevangenen wel dertig maal per dag geteld.
Om 19:00 uur kregen de gevangenen ongeveer het brood en stonden dan al om 17:00 uur op appél om het brood te ontvangen.
Ook gebeurde het wel dat de gevangenen direct na het ontvangen van het middageten weer in het gelid moesten staan en dan staande de soep oplepelen en meteen blijven staan tot ’s-Avonds het brood uitgereikt was.
Op 14 oktober 1944 verlaat Willem Gijsbertus van Zwet met een groot deel van de gevangenen het Heinkel-Kommando op weg naar het hoofdkamp. Over de 8 km die wederom door de gevangenen afgelegd moesten worden is weinig bekend, er wordt wel melding gemaakt dat het minder erg was dan de heenreis een paar weken eerder. In een rustiger tempo konden de gevangenen naar het hoofdkamp lopen. Na aankomst in het hoofdkamp werden de gevangenen meteen op appél geplaatst.
Het was die dag, 14 oktober 1944, 10 graden en gevoelstemperatuur 8 graden, het regende en nadat de gevangenen de 8 km gelopen hadden, werden de gevangenen meteen op appél geplaatst en moesten daar vervolgens 36 uur staan, naakt in een ijzig koude wind, kwamen de kampartsen om de gevangenen te keuren, het was nog erger dan een beestenkeuring. Waarschijnlijk was de keuring bedoeld als selectie voor Neuengamme.
Op 16 oktober 1944, doodmoe en over en op elkaar in een wagon, verliet het transport het station van KZ Sachsenhausen richting KZ Neuengamme.
Willem Gijsbertus is één van de 1.720 gevangenen (verschillende nationaliteiten), waarvan 1/3 Nederlanders, die vanuit KZ Sachsenhausen overgebracht worden naar KZ Neuengamme. Dezelfde dag zal het transport aankomen in KZ Neuengamme bij Hamburg.
Bij aankomst werden de gevangenen geregistreerd in de schreibstube. Willem Gijsbertus kreeg bij inschrijving Häftlingsnummer (gevangenennummer) 57807.
Daarna werden de gevangenen eerst geplaatst in een vochtige kelder. Het weer was er slecht in die herfstdagen: “Nat en half naakt moesten de gevangenen naar buiten. Een halve dag buiten gestaan. Dan weer uren op de appélplaats in de stromende regen. Als men ergens wilde schuilen, ranselde de knuppel er lustig op los”. Uiteindelijk kwamen de gevangenen in blocken terecht. Waar Willem Gijsbertus terecht kwam, is niet meer te achterhalen. Hier is geen registratie meer van, aangezien vlak voor de bevrijding van het kamp een zeer groot deel van de administratie is vernietigd door de Duitsers.
Kamp Neuengamme was een Duits concentratiekamp. Het kamp ligt zo'n achttien kilometer ten zuidoosten van Hamburg in Duitsland. Na de oorlog werd het gebruikt om leden van de S.S., Wehrmachtsoldaten en leden van de NSDAP te interneren. Nog later werd door de justitiële overheid een strafgevangenis op het kampterrein gebouwd. Pas in de zestiger jaren werd op initiatief van een vereniging van voormalige Franse kampbewoners begonnen met het inrichten van een gedenkplaats op het kampterrein. Neuengamme fungeert tegenwoordig als een oorlogsmonument met herbouwde kampelementen en permanente exposities. Het kamp werd op 13 december 1938 geopend en op 4 mei 1945 door de Geallieerden bevrijd. Tijdens deze periode verbleven ongeveer 106.000 mensen in Neuengamme. Het hoofdkamp, dat 213.000 vierkante meter groot is, ving de meeste mensen op, maar over het hele gebied lagen nog 96 zogenaamde buitenkampen die bestuurlijk gezien onder Neuengamme vielen. De mensen in de kampen, afkomstig uit zo'n 28 landen, waren veelal joden, zigeuners, homoseksuelen en krijgsgevangenen. Ook werden prostitués en Jehova's getuigen naar het kamp gedeporteerd. Neuengamme bezat geen gaskamers of vergelijkbare methoden om mensen massaal van het leven te beroven. Desondanks stierven er 55.000 mensen door de onmenselijke toestanden in het kamp, waaronder epidemieën en gebrek aan voedsel. In de zomer van 1944 werden veel vrouwelijke ingezetenen van Auschwitz met hun Aufseherinnen (onder andere Käthe Becker, Erna Dickman en Angelika Grass) naar Neuengamme gezonden. Slechts een handvol van deze opzichters werd na de oorlog in Neurenberg berecht. Op 3 mei 1945 werden alle bewoners van Neuengamme in schepen geladen en achtergelaten in de baai van Lübeck om op die manier het bewijs dat het concentratiekamp had bestaan te verdoezelen. De Geallieerden, die de schepen 'aanzagen voor troepentransportvaartuigen', brachten de schepen tot zinken, waarbij naar schatting 7000 tot 8000 mensen omkwamen. Velen die de oever wisten te bereiken werden door de SS neergeschoten. Vandaag de dag zijn drie van Neuengamme's buitenkampen omgevormd tot oorlogsmonumenten: één voor de twintig kinderen die in Hamburg aan medische experimenten werden onderworpen en vlak voor de Duitse capitulatie om het leven werden gebracht. Het tweede monument herdenkt de slavenarbeid die vrouwen uit Łódź moesten verrichten. Het derde monument bevindt zich in de gevangenis van Fuhlsbüttel, waar vooral communisten en politieke tegenstanders werden opgesloten. Zo'n 450 van hen werden door de nazi's vermoord.
Naar Neuengamme werden ruim 5500 Nederlanders gedeporteerd, onder wie honderden vroeg in de oorlog gearresteerde communisten, anti-Duitse politiemensen en 661 mannen van de vergeldings-razzia van Putten. Van deze Nederlanders overleefden 600 mensen het kamp. Tot de Nederlanders die in Neuengamme omkwamen behoren Willem Niemeijer, Jan Campert, Jan van Hout en Anton de Kom (die in het buitenkamp Sandbostel overleed). Het Tweede Kamerlid Louis de Visser (CPN) overleefde het kamp, maar kwam om bij het geallieerde bombardement op het schip Cap Arcona. De latere journalist W.L. ("Boebie") Brugsma overleefde Neuengamme. Andries van Dantzig, die later psychiater zou worden, behoorde tot de overlevenden van het buitenkamp in Schwesing bij Husum. Hij zou in 2005 het eerste exemplaar in ontvangst nemen van een boek over de Nederlanders in het kamp.
01.11.1944-18.11.1944 - Außen-Kommando Ladelund
Op 1 november vertrekt het treintransport naar Achtrup, een klein plaatsje in Noord-Duitsland, 8km van Ladelund vandaan. Rond 00:00 uur stopt de trein bij het station van het kleine plaatsje Achtrup.
Meer dan 2.000 gevangenen lopen in de nacht van 1 op 2 november 1944 via de Dorfstraße richting het kamp Ladelund. Meer gegevens zijn van dit transport niet bekend.
Het Kamp
1938 richte de Reichsarbeitsdienst (R.A.D.) voor 200 tot 250 jonge mannen een barakkenkamp noordoostelijk van Ladelund op. De geplaatste groep mannen hielden zich bezig met drainage, landbouw, herbebossing en wegenbouw werkzaamheden. Op 1 en 2 november 1944 werden meer dan 2.000 concentratiekamp gevangenen uit het concentratiekamp KZ Neuengamme naar Ladelund gebracht en werd het RAD barakkenkamp om gefunctioneerd tot een concentratiekamp. De kampen Ladelund en Husum-Schwesing waren 2 van in totaal 87 buitenkampen (Außenkommandos) van concentratiekamp KZ Neuengamme nabij Hamburg. Beide kampen werden samen aangeduid als “Noord-Friese buitenkampen”, de organisatie stond onder de leiding van SS-Untersturmführer Hans Griem. De eenheid van bewakers bestond uit soldaten van de SS-Totenkopfverbänden der Waffen-SS versterkt door oudere, niet meer in actieve dienst zijnde soldaten van de Duitse Marine. Het kamp heeft bestaan van 1 november 1944 tot 16 december 1944.
De Kampcommandant
De commandant van buitenkamp Ladelund en Husum-Schwesing, SS-Untersturmführer Hans Griem werd in het jaar 1902 geboren in Berlijn, hij was getrouwd, en had drie kinderen. Hans Griem trad in het jaar 1930 toe tot de NSDAP, vanaf 1944 was hij lid van de SS-Totenkopfverbänden der Waffen-SS. Als commandant van de buitenkamp Ladelund en Husum-Schwesing verduisterde hij regelmatig levensmiddelen, levensmiddelen die bedoeld waren voor de verzorging van de gevangenen. Vaak was hij dronken en hij beleefde veel plezier aan het martelen van de gevangenen. Hij schoot willekeurig eigenhandig meerdere gevangenen dood. Hans Griem is tijdens zijn leven niet juridisch vervolgd voor zijn daden en hij stierf in 1971 als “onschuldige burger” in Hamburg-Bergedorf.
De Gevangenen
Op 1 en 2 november 1944 kwamen op het station van Achtrup, 8km van Ladelund verwijderd, in veewagons 2.000 concentratiekampgevangenen uit diverse landen van Europa aan. De grootste groep kwam uit Nederland, uit het dorp Putten. Onvoldoende gekleed, uitgeput, kaal geschoren en op hun rug een geel kruis begonnen ze te voet aan de 8km afstand naar het kamp Ladelund. De mannen werden door de Duitsers gekwalificeerd als verzetsstrijders, gijzelaars of dwangarbeiders. De meeste waren als politiek gevangenen in het concentratiekamp gekomen. Ze werden ingezet voor werkzaamheden aan de Friesenwall, een verdedigingslinie.
Dwangarbeid
De zwaarste slavenarbeid vond plaats aan de “Riegelstellung”, een stelling die tegen geallieerde aanvallen vanuit het noorden moest beschermen. Met pikhouweel en schep groeven ze een militair zinloze anti-tankgracht ten zuiden van de Deense grens. Ondervoed, geslagen door de Kapo’s, moesten de gevangenen vaak tot elf uur per dag zeer zwaar werken in het ijskoude water. Het was voor de gevangenen erg zwaar om de natte kleibodem te verplaatsen, daarbij kwam nog iedere dag de afstand die zij moesten afleggen van meerdere km’s van en naar het kamp.
Het Kampleven
De gevangenen kwamen al ondervoed en verzwakt in de Noord-Friese kampen Ladelund en Husum-Schwesing. Hierdoor was het dodental erg hoog, zo hoog dat deze buitenkampen erg berucht waren in KZ Neuengamme als “dodenkampen”. In de barakken die waren bedoeld voor maximaal een paar honderd man, moesten deze nu onderdak bieden aan 2.000 gevangenen. Ze sliepen op de kale grond of op de ruwe houten planken. Matrassen waren er niet, alleen een beetje stro. Als er voedsel werd uit gedeeld was dit al op basis van hongerrantsoen, maar vaak kregen ze zelfs deze hoeveelheid voedsel niet. Wat er aan voedsel werd uitgedeeld was oud brood en een dunne waterige soep. De bewakers behandelden de gevangenen met willekeur en brutaliteit. Vooral aan ondervoeding, ziekte, onderkoeling, uitputting en mishandelingen stierven er alleen al in Ladelund binnen 6 weken 301 gevangenen. Ook stierven er nog veel gevangenen na het opheffen van het kamp op het transport terug naar KZ Neuengamme of na de bevrijding aan de gevolgen van het leven in het kamp.