Bron: 11e régiment d'infanterie de ligne. An XII-1815. Archief ID nummer: SHD/GR 21 YC 94 à 101 Boek: 11e régiment d'infanterie de ligne, 24 vendémiaire an XII-28 messidor an XII [17 octobre 1803-17 juillet 1804] (matricules 1 à 3 000). Archief ID nummer: SHD/GR 21 YC 94 Nummer: 189
Veldtochten, Veldslagen & Locaties:
6 juli 1792 : Tarn
1792 - 1793 : Armee du Var
24 april 1794 - 28 april 1794 : Slag van Saorgio (Frankrijk)
23 - 24 november 1795 : Slag van Loano (Italië) (Zie Verhalen)
31 juli 1796 - 4 augustus 1796 : Slag van Lonato (Italië)
5 augustus 1796 : Slag van Castiglione (Italië)
6 augustus 1796 - 13 januari 1797 : Belegering van Mantua (Italië)
14 januari 1797 - 15 januari 1797 : Slag bij Rivoli (Italië)
16 maart 1797 : Slag bij Valvasone (Italië)
24 februari 1798 : Slag van Frattocchie (Italië) (Zie Verhalen)
4 december 1798 : Slag van Civita Castellana (Italië)
12 juni 1799 : Slag van Modena (Italië)
17 juni 1799 : Slag van Tidone rivier (Italië)
18 juni 1799 - 20 juni 1799 : Slag bij Trebbia rivier (Italië)
15 augustus 1799 : Slag van Novi (Italië)
29 september 1799 - 8 oktober 1799 : Belegering van Ancona (Italië)
12 april 1800 : Slag bij San Giacomo (Italië)
1800 - 1805 : Garnizoen in Nederland
16 - 19 oktober 1805 : Slag bij Ulm (Duitsland) (Zie Verhalen)
1806 - 1808 : Armee de Dalmatia
1809 : Italië
21 mei 1809 - 22 mei 1809 : Slag bij Gospić (Kroatië) (Zie Verhalen)
7 november 1810 : Na controle door het Franse Leger op 7 november 1810 is er niets meer van Pierre Sudré vernomen, hij heeft zich niet meer bij zijn eenheid gemeld.
Eenheden:
6 juli 1792 | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 1e Bataljon (in Tarn) | Soldaat
1793 | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 4e Bataljon | 2e Compagnie | Soldaat
15 juni 1802 | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 1e Bataljon | 8e Compagnie | Korporaal
?? | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 4e Bataljon | 2e Compagnie | Soldaat
1 juli 1807 - 22 mei 1809 | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 4e Bataljon | 2e Compagnie | Sergeant
Notitie: Frankreich unternahm mehrmals den Versuch einer Erstürmung und musste letztendlich die Belagerung der spanischen Stadt Saragossa abbrechen; siehe wikipedia de
Geboorte: 1806
31
23
— 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland
Doop: 18 maart 1806
32
23
— 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland
Krijgsmacht: 5e Regiment Infanterie — vanaf 11 mei 1825 tot 10 maart 1830 — 's-Gravenhage, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland
Krijgsmacht: Mobiele Noord Brabandsche Schutterij — vanaf 11 maart 1830 tot augustus 1834 — 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland
Burgerlijk huwelijk: 27 juni 1835 — 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland
Beroep: Tapijtwever — 27 juni 1843
Overlijden: 21 mei 1885 — 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland
Bron: 11e régiment d'infanterie de ligne. An XII-1815. Archief ID nummer: SHD/GR 21 YC 94 à 101 Boek: 11e régiment d'infanterie de ligne, 24 vendémiaire an XII-28 messidor an XII [17 octobre 1803-17 juillet 1804] (matricules 1 à 3 000). Archief ID nummer: SHD/GR 21 YC 94 Nummer: 189
Veldtochten, Veldslagen & Locaties:
6 juli 1792 : Tarn
1792 - 1793 : Armee du Var
24 april 1794 - 28 april 1794 : Slag van Saorgio (Frankrijk)
23 - 24 november 1795 : Slag van Loano (Italië) (Zie Verhalen)
31 juli 1796 - 4 augustus 1796 : Slag van Lonato (Italië)
5 augustus 1796 : Slag van Castiglione (Italië)
6 augustus 1796 - 13 januari 1797 : Belegering van Mantua (Italië)
14 januari 1797 - 15 januari 1797 : Slag bij Rivoli (Italië)
16 maart 1797 : Slag bij Valvasone (Italië)
24 februari 1798 : Slag van Frattocchie (Italië) (Zie Verhalen)
4 december 1798 : Slag van Civita Castellana (Italië)
12 juni 1799 : Slag van Modena (Italië)
17 juni 1799 : Slag van Tidone rivier (Italië)
18 juni 1799 - 20 juni 1799 : Slag bij Trebbia rivier (Italië)
15 augustus 1799 : Slag van Novi (Italië)
29 september 1799 - 8 oktober 1799 : Belegering van Ancona (Italië)
12 april 1800 : Slag bij San Giacomo (Italië)
1800 - 1805 : Garnizoen in Nederland
16 - 19 oktober 1805 : Slag bij Ulm (Duitsland) (Zie Verhalen)
1806 - 1808 : Armee de Dalmatia
1809 : Italië
21 mei 1809 - 22 mei 1809 : Slag bij Gospić (Kroatië) (Zie Verhalen)
7 november 1810 : Na controle door het Franse Leger op 7 november 1810 is er niets meer van Pierre Sudré vernomen, hij heeft zich niet meer bij zijn eenheid gemeld.
Eenheden:
6 juli 1792 | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 1e Bataljon (in Tarn) | Soldaat
1793 | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 4e Bataljon | 2e Compagnie | Soldaat
15 juni 1802 | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 1e Bataljon | 8e Compagnie | Korporaal
?? | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 4e Bataljon | 2e Compagnie | Soldaat
1 juli 1807 - 22 mei 1809 | 11e Regiment d'Infanterie de Ligne | 4e Bataljon | 2e Compagnie | Sergeant
Gevangen genomen 22 mei 1809 tijdens de Slag bij Gospić (Kroatië) en daarna nooit meer iets van hem gehoord. Dood verklaard op 9 maart 1810.
23 - 24 november 1795 : Slag van Loano (Italië)
De Fransen vielen drie keer aan, waarvan er één een schijnbeweging was. Scherer stuurde Augereau met de troepen gelegen aan zijn rechterzijde naar Borghetto Santo Spirito om daar de linkervleugel van de vijand te overlopen. Ondertussen, Serurier en de linkervleugel bij Ormea hield de vijand voor zich, zodat ze deze in de gaten konden houden. Op 22 november Masséna begon in de nacht twee divisies in stelling te brengen om de tegenstander in het centrum frontaal aan te vallen. In de ochtend gaf hij een speech waarin hij zijn troepen aanmoedigde om ook de bajonetten te gebruiken. Deze speech was kort voordat de aanval zou starten. Tijdens de aanval wist Masséna alle posities van de tegenstander te veroveren tot aan Bardineto. Bij Bardineto wisten de Oostenrijkers felle tegenstand te bieden aan de troepen van Masséna, verontwaardigd over deze vertraging, riep Masséna de reserves op, om ook aan de aanval deel te nemen. Etienne Charlet stormde met zijn troepen op de eerste loopgraven van de Oostenrijkers af, maar werd dodelijk getroffen door kanonnen vuur. Door zijn dood gingen zijn troepen in grote woede op de Oostenrijkers af, in gesloten gelederen, bajonet op de geweren werden de Oostenrijkers volledig weggevaagd door de Fransen. Door deze aanval waren er mogelijkheden voor Augereau om de linkerflank bij Loano aan te vallen, en één voor één vielen de vijandelijke posities in handen van de Fransen.
Castellaro werd verdedigd door Generaal-Majoor Mathias Rukavina en 1.200 man, zij gaven veel weerstand aan de Franse troepen. Nadat de Oostenrijkers omsingeld waren, vroeg Augereau de Generaal-Majoor Rukavina om zich over te geven, daarop vroegen de Oostenrijkers om te vertrekken met hun wapens en de bagagetrein. Augereau gaf de Oostenrijkers 10 minuten de tijd, om zich over te geven zonder het stellen van eisen. Rukavina weigerde wederom, daarop werd de Brigade van Claude Victor in stelling gebracht voor de Oostenrijkse stellingen. De Fransen wilden hiermee de Oostenrijkers dwingen als nog de overgave te kiezen. Rukavina was vast besloten om een glorieuze dood te sterven, en begon aan een aanval vanuit zijn stellingen op de 117e en 118e Infantrie Ligne Demi Brigade. Door deze gedurfde aanval dwong hij de beide brigades zich terug te trekken, ondanks het vele vuur dat hij ontving van alle overige aanwezige Franse troepen. De Fransen waren door deze actie erg onder de indruk van de Oostenrijkers.
Het Oostenrijks-Sardinische leger haastte zich naar Mont Carmelo om daar, zoals zij zelf dachten, de overwinning te behalen. Zij gingen er vanuit dat de Franse troepen na 10 uur vechten uitgeput zouden zijn, waardoor zij de overwinning zouden kunnen behalen. Schérer wilde de aanval weer in gaan, maar bedacht zich, met nog steeds zijn nederlaag in het centrum van Masséna in zijn gedachten. Maar door verschillende berichten zocht hij toch de weg naar de vijand op, maar opeens speelde het weer parten, regen, mist vergezeld met vlagen van sneeuw en hagel maakte een einde aan de achtervolging die hij in gedachten had.
Hele rijen soldaten werden door het weer uit het verband getrokken, door de storm waren vele gewonden en doden onder de Franse troepen te betreuren. Op dat moment waren de meeste slachtoffers veroorzaakt door het weer dan door vijandelijke acties. Terwijl de Oostenrijkers zich verder terugtrokken met achter lating van kanonnen, tenten en andere spullen, hadden zij het voordeel van deze slechte weersomstandigheden. Augereau besloot om de Oostenrijkers verder te achtervolgen met lichte troepen, terwijl het grote leger voortging onder de slechte weerscondities. Kolonel Barthéémy Joubert werd opgedragen om Saint-Jacques te bezetten. Wat nog overbleef voor de Oostenrijkers waren de bergpaden en de Bormida Vallei.
Vervolgens was het de beurt aan Sérurier die op 23 en 24 november de Oostenrijkers aanviel. De bedoeling was om rechterflank van de vijand aan te vallen. Hij begon aan een onstuimige aanval op het Piemontese Leger, die volledig werden overlopen, waarbij alle artillerie werd buit gemaakt. Daarme dwong hij de tegenstander zich terug te trekken van de Oostenrijkse legers die zich verschanst hadden in een kamp bij Ceva.
Van de 25.000 Franse soldaten die deelnamen aan deze slag, waren er 2.500 soldaten dood of gewond, 500 waren gevangen genomen.
Van de 18.000 Oostenrijkse soldaten waren er 3.000 soldaten dood of gewond, 4.000 waren gevangen genomen en 48 kanonnen kwamen in het bezit van de Fransen.
De Franse overwinning was volledig te wijten aan de durf en planning van Masséna. Dit werd helaas niet gevolgd door de acties die Schérer in gang had gezet, slechte uitvoering opdrachten, voorzichtigheid in de aanvallen zorgden niet voor de gewenste resultaten. Ook het weer speelde een grote rol in deze slag.
Na deze slag gingen beide legers in hun winterkwartier. Maar door het winnen van deze slag konden de Fransen hun troepen nieuw bevoorraden en hadden ze terrein veroverd in de Ligurische Alpen, die in april 1796 zouden worden gebruikt door Napoleon in de Veldtocht Montenotte.
21 - 22 mei 1809 : Slag bij Gospić (Kroatië)
Op 21 mei, ontdekte de Franse Generaal Bertrand Clausel Marmont dat de Oostenrijkers, onder aanvoering van Generaal Rebrovich, zich in de buurt van de rivier Lika zich verschansten bij de plaats Gospić. Met één divisie in reserve opende de Franse Generaal met de rest van zijn divisies de aanval op de Oostenrijkse troepen. Hij liet de Franse lichte infanterie de rivier oversteken op een plaats die doorwaadbaar was. Deze oversteek ging onder zwaar vuur van de Oostenrijkers. Uiteindelijk wisten de Fransen de overkant van de rivier te bereiken. Om de overkant in handen te houden moesten herhaaldelijk Oostenrijkse tegenaanvallen worden afgeslagen. Toen het grootste deel van de Franse troepen de overkant hadden bereikt hadden, was er een bruggenhoofd gevormd. Vandaar uit werd de aanval ingezet op de Oostenrijkers die een stelling hadden met 12 kanonnen.
Om deze overmacht aan kanonnen met zo weinig als mogelijk verliezen in te nemen, werd besloten om in een formatie van een enkele rij met een tussenafstand van drie stappen tussen de mannen aan te vallen. De lijn werd extra ondersteund door kleine groepen van 10 soldaten die door een officier werden aangestuurd. Muilezels droegen de kleine berg houwitsers, zodat een kleine ondersteuning in de vorm van artillerie geboden kon worden. Opmerkelijk was dat de Oostenrijkers in drie groepen verdeeld waren. Marmont benutte de kans en gaf order om de middelste groep van het Oostenrijkse leger aan te vallen. Ondanks zware verliezen van het 81e Regiment d'Infanterie de Ligne door het Oostenrijkse bombardement, begonnen de Fransen de overhand in de strijd te krijgen. Tijdens een aanval van het 18e Regiment d'Infanterie de Ligne op de Oostenrijkse artillerie wisten de Fransen 5 van de 12 kanonnen in bezit te krijgen.
Toen de Oostenrijkers haastig het centrum gedeelte verlieten, ging Marmont over tot de aanval van de beide andere groepen vanuit het centrum, zo kon hij de Oostenrijkers terug dringen. Aan Franse zijde waren er 134 doden, 600 gewonden en 270 gevangenen te betreuren van de in totaal 11.000 soldaten. Een van deze gevangenen was Pierre Sudré. Ook de officieren Soye en Launay raakten gewond bij deze veldslag. Aan Oostenrijkse zijde waren er 64 doden, 500 gewonden en 200 gevangenen. Ze verloren ook nog 5 kanonnen. De historicus Digby Smith noemde deze veldslag een Oostenrijkse overwininning, maar volgens James R. Arnold was het juist een overwinning van het Franse leger.
Op 22 mei 1809 werd Pierre Sudré gevangen genomen tijdens de slag van Gospić.
24 februari 1798 : Slag van Frattocchie (Italië)
Nadat de Fransen Rome bezet hadden in februari 1798, werd de Albanese Republiek uitgeroepen. Deze Republiek omvatte de steden Albano Laziale, Frascati, Velletri en Marino. Op 21 februari 1798 kwamen de bewoners van Castel Gandolfo in opstand tegen de Fransen, samen met de bewoners van Castelli Romani. Ongeveer 900 anti Franse burgers van het naburige Velletri kwamen in opstand in Castel Gandolfo, ze verzetten zich tegen de belegering van Joachim Murat. Op 24 februari 1798 werden de opstandige burgers door de Franse troepen verslagen in de Slag van Frattocchie. Vervolgens werd het Pauselijke Paleis aldaar door de Fransen geplunderd.
Pierre Sudré raakt tijdens deze slag gewond aan het hoofd.
16 - 19 oktober 1805 : Slag bij Ulm (Duitsland)
De Slag bij Ulm was een onderdeel van de Derde Coalitieoorlog en werd uitgevochten bij de stad Ulm in Württemberg, Duitsland. De slag eindigde in een grootse overwinning van de Fransen. Napoleon had 177.000 troepen van zijn Grande Armée klaarstaan in Boulogne-sur-Mer aan de Kanaalkust voor zijn invasie van Engeland. Deze troepenmacht stuurde hij op 27 augustus, nadat hij hoorde van de opmars van de Oostenrijkers naar het zuidoosten.
Op 24 september stonden zij rond Ulm tegenover het Oostenrijkse leger, verspreid tussen Straatsburg en Weissenburg. Op 7 oktober kreeg Mack von Leiberich het bericht dat Napoleon om zijn rechterflank heen probeerde te manoeuvreren en hem zo wilde afsnijden van de in aantocht zijnde Russen, die via Wenen kwamen. Mack draaide zijn leger met de Fransen mee, maar ook de Fransen gingen door met hun omtrekkende beweging. In een poging om zich uit deze benauwde positie te bevrijden probeerde Mack de rivier de Donau bij Günzburg over te steken, en zo zijn flank beter in stelling tegenover de Fransen te brengen.
Tijdens deze manoeuvre kwam deze flank echter in contact met het Zesde Korps van Frankrijk in de buurt van Elchingen (zie Slag bij Elchingen). De Oostenrijkers verloren 2.000 man en keerden terug naar Ulm. Op 16 oktober had Napoleon het hele Oostenrijkse leger omsingeld en drie dagen later gaf Mack zich over met 30.000 man, 18 generaals, 65 kanonnen en 40 vaandels. 20.000 man wist te ontkomen, 10.000 werden gedood en de rest werd gevangengenomen. Ongeveer 6.000 Fransen werden gedood of gewond. De Slag bij Ulm wordt wel gezien als een van de beste voorbeelden van omtrekkende strategie in de militaire geschiedenis.